De vluchtelingenstroom in 2015 en ’16 ongeveer 70.000 mensen was landelijk groot nieuws. In oktober 2015 kwam het dichterbij. Ongeveer 250 vluchtelingen werden ondergebracht in sporthallen, later in het TNO kantoor Wassenaarseweg. Geen krantenkoppen over de 292 erkende vluchtelingen, statushouders, die nu in Leiden wonen, de taal leren, werk zoeken en hun kinderen naar school sturen. Hoe gaat ’t met onze nieuwe Leidenaren?
De familie Mohammad, Vader Salah (57), moeder Hanaa (47), zoon Zana (16) en dochter Jodi (13) wonen nu een jaartje in de Slaaghwijk. Drie jaar geleden ontvluchtte vader Syrië voor oorlogsgeweld. Als erkende vluchteling mocht zijn gezin zich na twee jaar bij hem voegen. Ze trokken langs Ter Apel, Zwolle en Katwijk en anderen plaatsen, in Leiden werd hen een woning toegewezen. Veel Leidse instanties hebben bemoeienis met statushouders maar er is ook een vrijwilliger.
“Ik ga iedere vrijdagmiddag om 2 uur bij hen langs, als de kinderen op school zijn”, zegt Antoine Houben, “dat dwingt de ouders Nederlands te spreken, want Arabisch, hun moedertaal, spreek ik niet”. “Om 4 uur met de kinderen als tolk, bespreek hij ingewikkelder zaken”. Houben is één van de 198 mentoren die contact onderhouden met Leidse statushouders. Hij melde zich als adviseur en om praktische hulp te verlenen. “Ik zie mijzelf als een ‘goeie buur’, iemand aan wie je alles kunt vragen en klaar staat”. Hij beantwoordt brieven van de woningbouwcorporatie en ontstopt de gootsteen. Gewaardeerd wordt hij zeker, want als je de familie vraagt wat zij van hun mentor vinden, zegt Hanaa: ‘Wij vinden hem heel lief’. Het is een van de weinige volledige zinnen Nederlands die de vrouw spreekt die middag.
Nederlands topsport
Vader Salah spreekt weinig Nederlands. ‘Hij is te oud om nog de taal te leren’, verontschuldigen de familieleden hem. ‘Nederlands leren is topsport’, vinden organisaties die statushouders ondersteunen. Salah werkte in Damascus als kantoorbediende, hij leerde nooit een vreemde taal. Nu gaat hij 3 keer per week 2 ½ uur naar inburgering les die in het Nederlands gegeven wordt. De kosten voor de cursus voor hem en zijn vrouw bedragen ongeveer € 1.250 per kwartaal p.p. Om dit te financieren, sloot hij een lening af bij Duo, die hem als hij binnen 3 jaar slaagt, wordt kwijtgescholden. Kwijtschelding volgt ook als blijkt dat hij ondanks zijn inspanningen en 600 uur onderwijs het inburgeringsexamen niet kan halen. Zijn vrouw Hanaa blijft de hele middag op de achtergrond, ze is druk met hapjes, frisdrankjes en fruit klaarzetten. Dat is haar rol, de gezinsleden zien dat ook zo. Hanaa heeft nooit buitenshuis gewerkt in Syrië. “Ik praat wel eens met de Nederlandse buurvrouw, vertelt zij met haar kinderen als intermediair.
Salah en Hanaa leven in een kleine wereld. Hun grenzen zijn de muren van hun appartement, de inburgeringsklas en de Kopermolen met de vrijdagmarkt. Ook onderhouden zij incidentele contacten met landgenoten. Voor een treinkaartje naar de familie in Breda en Tilburg is geen geld. Bij de gemeentelijk klantmanager, over uitkering, taallessen en dergelijke, is een tolk aanwezig. Het gezin kan een beroep doen op Vluchtelingenwerk Nederland, maar Houben, de mentor aan huis, is dichterbij. Hij zet een stuur recht van een kinderfiets en vult tussendoor een formulier in. Zana en Jodi doen het goed op school, integratie is geen punt voor ze. Denken de Mohammad’s ooit nog naar Syrië terug te keren? “Uitgesloten”, vertaalt Zana: “geen geld, geen huis, geen werk en familie gevlucht. Nederland goed, Nederland veilig”.
Bij de foto: v.l.n.r. Hanaa, Salah, Antoine Houben, Jodi en Zana op hun balkon in de Slaaghwijk