“De Hollandse blaarkop koeien leveren de vetste melk en zij droegen door de eeuwen heen, samen met pientere boeren, bij aan de welvaart van onze regio”. Hiermee opent burgemeester Henri Lenferink zijn verhaal op het Leids Luister Festival afgelopen zondag in BplusC. “Het zijn ‘dubbel doelkoeien’ zowel een goede melkkoe als een vleeskoe”. Lenferink vervolgt met te vertellen dat al in 1344 melding gemaakt werd van dit koeienras en je geen schilderij van Van Ruisdeal kunt zien zónder een koe erop.
Het publiek begint onrustig te worden en te schuifelen. Met vragende ogen kijken zij de burgemeester aan. Waar gaat dit heen? Eerder werd de groep geëntertaind door Yoël Vinckx over popmuziek en door Jeroen Windmeijer over de Pilgrim fathers en nu een half uurtje over stamboekvee?
Maar Lenferink heeft zijn verhaal goed getimed. Langzaam dringt het tot het publiek door dat zijn verhaal niet gaat over stamboek vee maar over het vernuft van onze voorouders. Voor zijn inleiding maakt hij een studiereis naar Warmond, hij wilde met eigen ogen wel eens zien wie de vetste melk leveren. Voor de boter werd de melk afgeroomd en met de magere meld werd magere kaas gemaakt. Met een snufje komijn werd die Leidse kaas genoemd. Mager kaas, wie koopt dat nou? De V.O.C. kon op zijn 8 maanden durende reis naar Indië geen vette kaas meenemen, maar Leidse kaas die kon men in Batavia nog als vers verkopen. De mager melk die na het kaasmaken overbleef bleek een prima bleekmiddel voor het Leidse laken. De boeren in onze regio kwamen land te kort. Zij brachten de jonge koeien naar Groningen waar zij na volwassenheid weer terug kwam naar Zoeterwoude en omgeving. En als de koeien minder melk gingen geven werden zij gepensioneerd in Schiedam en daar vetgemest. De jeneverbandenrijen hadden als nevenproduct heerlijk veevoer. De koeien bleven eten en hadden een heel vrolijke tijd. Als ze vet waren werden zij geslacht. Waarom komt in de naam van uw verhaal het woord bloembollen voor,, burgemeester? Lenferink: Mest was in die tijd geen probleem, bij elke koeienvlaai stonden de boeren te juichen. Zij verkochten de mest aan de zandboeren rond Noordwijk, die hun arme grond verrijkten met die uitwerpselen. Bloembollen deden het goed op die grond.