“De afstand tussen het gemeente bestuur en haar burgers wordt al maar groter, steeds minder Leidenaren hebben nog vertrouwen in het stadsbestuur”. Dat is althans de mening van Partij Sleutelstad, oppositie partij die B&W (D66, GroenLinks en PvdA) een ondemocratisch gehalte verwijt. Dát laat ik niet over mijn kant gaan, dacht Vahit Köroğlu, fractievoorzitter van D66, de grootste college dragende partij in de raad. Köroğlu: “Medezeggenschap, participatie plus een zorgvuldige belangenafweging voeren wij hoog in ons vaandel.
De zes politieke oppositie partijen in de Leidse gemeenteraad, VVD, SP, CDA, Partij Sleutelstad, Partij voor de Dieren en ChristenUnie, kunnen ongedwongen kritiek leveren op college besluiten. Tegenspraak houdt iedereen scherp. Maar enig bewijs voor hun eigen gelijk moeten zij daarbij wel leveren. D66 als collegepartij kan zich minder publicitair profileren, volgens ongeschreven regels is hún wethouder leading.
Köroğlu maakt bijna 10 jaar deel uit van de gemeenteraad. Vóór 2006 was D66 een partij met één vertegenwoordiger, Paul van Meenen, en later twee, Aad van der Luit, de enige D66 raadsleden. Köroğlu hoorde bij de nieuwe aanstormende generatie die de toon zette in de Leidse politiek. “Mede door haar ruime vertegenwoordiging kan D66 raadsleden leveren uit alle lagen van de bevolking”, zegt hij. De kritiek van de eenzijdige raadssamenstelling, doctorandussen met veel collegebank ervaring, slaat in ieder geval niet op zijn fractie. “In onze fractie zitten mensen als ondernemers, zakenvrouwen, managers, mantelzorgers, welzijnswerkers en leraren”, zegt hij. “Wij zijn echt actief in de stad en niet alleen in de raadszaal”.
Volgens Köroğlu wordt de Leidse bevolking wel degelijk op alle niveaus betrokken bij politieke beslissingen. “Wij zijn de partij van inspraak en medezeggenschap, in de woorden van Partij Sleutelstad kan ik mij geheel niet vinden”. “Indien een beslissing anders uitvalt dan belanghebbenden wensten, menen critici vaak dat niet (genoeg) naar hen geluisterd werd, hun argumenten onvoldoende zijn meegewogen”.
“Een mens heeft niet voor niets twee oren en slechts één mond”, reageert Köroğlu. “Luisteren is hoofdtaak van een stadspoliticus”. Hij somt moeiteloos een rijtje projecten op die niet doorgingen vanwege argumenten van tegenstanders. “De Toekantoren werd niet gebouwd in de Stevenshof , het busstation op het Terwee park kwam er niet, de wijkschouwen op zoek naar nutteloze sta-in-de wegs zijn en worden gehouden. Het gebiedspaspoort van de Merenwijk, waarmee de inspraak van de bewoners een nieuwe frisse start kreeg, kwam op voorspraak van de wijkbewoners. Het burgerinitiatief Singelpark is een voorbeeld van hoe burgers en overheid in onze stad dicht bij elkaar staan.”
Köroğlu: “Als politieke partij zijn wij er ons ter terdege van bewust dat er verschillen bestaan tussen belanghebbenden en zij die hun politieke invloed kunnen mobiliseren. Sportbestuurders krijgen het Stadhuisplein vol demonstranten voor een sporthal en ijsbaan. Wijkbewoners mobiliseren tegen hoogbouw lukt ook altijd. Maar de gemeenteraad is er tevens om belangen te behartigen van mensen die zich minder goed organiseren of zich minder kunnen laten horen, zoals laaggeletterden, mensen met een migratieachtergrond, sociale huurwoning zoekenden etc.. Op wie doelde Partij Sleutelstad toen zij meende steeds meer afstand tussen burgers en bestuur te signaleren?”