Zaterdag zwaaiden in Museum De Lakenhal de deuren open voor de tentoonstelling ‘Jonge Rembrandt Rising Star’. Een overzichtstentoonstelling van 40 schilderijen, 70 etsen en 10 tekeningen tot 9 februari 2020 te zien. De kunstwerken dateren uit zijn Leidse periode (1624 tot 1634), de start van zijn komeetachtige loopbaan.
Kunstwerken zijn gerangschikt in chronologische volgorde en verschillende thema’s. Prominent bij de ingang enige etsen van Rembrandts vader en moeder, een vitrine met zijn inschrijvingsbewijs van de Leidse universiteit plus een plattegrond van Leiden. Daarop zijn geboortehuis, vaders molen (niet op de plaats waar nu de replica ‘De Put’ staat), de stegen waar hij speelde en de Latijnse school Lokhorststraat 16 te vinden.
Rembrandt Harmenszoon van Rijn werd op 15 juli 1606 geboren in de Weddesteeg in Leiden als het op één na jongste kind van Harmen Gerritsz van Rijn, molenaar, en Neeltgen Willemsdr. van Zuytbrouck. Het echtpaar kreeg in totaal tien kinderen, van wie er drie jong stierven. Vader was mede-eigenaar van de standerdmolen De Rijn, waar mout werd gemalen voor de bierbrouwerijen. Voor zover bekend leerden Rembrandts broers een ambacht. Willem werd bakker, Adriaen schoenmaker en zusje Liesbeth werd ziekenverzorgster. Rembrandt bezocht de Latijnse school, net zoals zijn vriendje Jan Lievens. Hij werd op bijna veertienjarige leeftijd door zijn ouders ingeschreven aan de universiteit van Leiden. Intellectuele hooggespannen verwachtingen voor het wonderkind? “Ik wordt liever schilder”, zei Rembrandt. We weten niet of ‘t bij zijn inschrijving enig gewicht in de schaal gelegd heeft, maar als je bij de universiteit ingeschreven stond, hoefde je geen bierbelasting te betalen.
Spelen met licht
Onze stadgenoot bleek over uitzonderlijk talent te beschikken, hij was bovendien stront eigenwijs en ging ondanks vele goede raadgevingen altijd gewoon z’n eigen goddelijke gang. In de eerste tien Leidse jaren van zijn schilders loopbaan legde hij het fundament voor zijn latere werk. Hij kreeg les van gerenommeerde leraren Pieter Lastman en Jacob van Swanenburg. Trademark van zijn oeuvre is het spel van licht en donker. Een primeur in de tentoonstelling is het intrigerende doek ‘Laat de kindertjes tot mij komen’ (ca. 1627), dat in 2014 werd geïdentificeerd als een vroeg werk van Rembrandt. Voortdurend experimenteerde Rembrandt met nieuwe onderwerpen en artistieke uitdagingen, zoals het contrast tussen licht en donker (clair-obscur). Zijn Zelfportret uit 1628 met een gedurfde slagschaduw over zijn eigen gezicht is daarvan het bekendste voorbeeld. Het was onrustig in Leiden in die jaren, Arminius en Gomaris stonden elkaar voor rotte vis uit te maken aan beide kanten van de Breestraat over de voorbestemming. In 1631 verhuisde Rembrandt mede daarom naar Amsterdam, waar hij ook meer kon verdienen. Hij opende bij kunsthandelaar Hendrick van Uylenburgh, later zijn schoonvader, een nieuwe werkplaats. Topstuk is het monumentaal doek getiteld ‘The Noble Slav’ (1632). Rembrandt bezat veel buitensporige mysterieuze hoofddeksels. Er wordt gezegd dat bij hem op zolder een verkleedkist stond. Informatie: www.lakenhal.nl/jongerembrandt