Per 1 juli verzorgen drie nieuwe organisaties, Stichting SOL gevestigd te Rotterdam, Incluzio uit Schiedam en BuZz Leiden (Stichting Libertas en Stichting Radius Welzijn) het Leids welzijnswerk. B.&W. beëindigt op die datum haar contract met de ca. 30 instellingen die nu in Leiden werken voor kinderen, volwassenen en ouderen. Deze reorganisatie is geen bezuinigingsoperatie bezweert welzijnswethouder Marleen Damen (PvdA). Het personeel verkeert niettemin in onzekerheid en wat doen de vrijwilligers?
“Dit soort reorganisatie vinden ook elders plaats, meestal een teken dat het lokaal bestuur ontevreden is over het functioneren van de welzijnsorganisaties”, zeg Drs. Frans Vos. “De argumentatie is dat 30 organisaties met ieder een eigen directie en medewerkers niet doelmatig is. Toch is een dergelijke operatie zeer risicovol”, aldus Vos. “Het klinkt allemaal zo logisch, 3 grote organisaties zijn toch doelmatiger dan 30. Maar wordt er rekening mee gehouden, dat die 30 organisaties in grote mate functioneren met de inzet van vrijwilligers?” Vos is tegenwoordige zelfstandig organisatieadviseur en was bestuursvoorzitter van de Leidse Welzijn Organisatie (LWO) tot deze in 2008 opging in Libertas Leiden. Daarna maakte hij deel uit van de Raad van Toezicht van Libertas. Volgens hem schuilt het risico bij dergelijke ingrijpende reorganisatie er in, dat vrijwilligers hun thuisbasis kwijt zijn. Die verandering is soms een reden er mee op te houden of zich op iets nieuws te oriënteren”.
Sleutelrol vrijwilligers
Volgens Vos wordt bij reorganisaties in het welzijnswerk vaak disproportioneel aandacht besteed aan de ongewenste lappendeken van organisaties, de overlap aan activiteiten en kosten. Met een nieuwe aanbesteding wordt de boel dan fors opgeschud met als resultaat drie organisaties die de klus moeten klaren. Drie organisaties worden de belangrijkste partners voor de sociale basis. Een belangrijke doelstelling van de sociale basis is inwoners laagdrempelig te ondersteunen en te betrekken in de samenleving. Dat is ook de achtergrond om het werk in de wijken te organiseren. De inzet van vrijwilligers uit die wijken is wenselijk en noodzakelijk. Zij kennen de wijk en kunnen andere inwoners direct aanspreken en ondersteunen. Je zou kunnen zeggen dat de inzet van de 30 betrokken organisaties juist een enorme betrokkenheid van inwoners laat zien. Vergeet niet, vervolgt Vos, dat een gemiddelde welzijnsorganisatie voor 80% draait op vrijwilligers. Het is de vraag of de vrijwilligers dit werk voor een nieuwe organisatie blijven doen. Daar zit een enorm risico van het kind met het badwater weggooien. Het moet deze onbetaalde krachten toch ook echt steken dat de 30 instellingen waar zij zich jaar en dag voor hebben ingezet het toch niet zo goed deden, blijkens de contract beëindiging met de gemeente.
Geen werkzekerheid
Voor de beroepskrachten van de 30 Leidse instellingen heeft de gemeenten niet voor hun werkzekerheid gezorgd. Een oud vakbondsbestuurder: “Een deugdelijk sociaal plan die de overgang van werknemers naar een nieuwe werkgever behoort te begeleiden, dient deze clausule te bevatten: ‘Indien uw functie terugkeert in de nieuwe organisaties , hoeft u daar niet op te solliciteren, dan is dat uw functie’. De gemeente volstaat echter met de personeelsovergangsbepaling: ‘De positie van de werknemer is afhankelijk van de afspraken die organisaties zelf met hun werknemers maakt’.
Hamvraag, verandert iets voor de cliënten bij het kinder- ouderenwerk, dag verzorging, buurt en clubhuiswerk? “Voorlopig niets”, belooft de gemeente. En de vrijwilligers? Zeker is dat zij niet blijven omdat de gemeente dat graag wil. Erkenning en waardering zijn veelal hun motivators en bij reshuffeling verliezen zij soms hun houvast en enthousiasme. Voor het achterblijvend personeelsleden verandert veel, blijvende inzet van vrijwilligers is speculatief en de belofte van B.&W. dat vanaf 1 juli de dienstverlening ongewijzigd blijft, is in het licht van de huidige omstandigheden ongewis.