In de 19 e en vroeg 20ste eeuw werden aan de rand van de stad, waar zich nu onder andere het Huigpark bevindt, de armste van de armste Leidenaren begraven. Ze kregen een begrafenis 6 e klas, dat wil zeggen, gratis! Vorige week werd op deze plek ter nagedachtenis van deze arme drommels een gedenkteken onthuld. De kunstenares Jacqueline Ravelli ontwierp de sober gemetselde bank met wevershuisjes die de historische omgeving verbeeld.
door Hans Schuurman
Enige jaren geleden schreven Herbert van Hoogdalem en Kees Walle een boekje over de geschiedenis van deze vergeten begraafplaats. De eerstgenoemde schrijver nam het initiatief tot oprichting van het gedenkteken. Tussen 1817 en 1912 werden hier ongeveer 50.000 Leidenaren begraven. In die tijd stierven mensen op jonge leeftijd als gevolg van slechte behuizing en karig voedsel. Door tochtige natte woningen waar nauwelijks licht doordrong, weinig voedzaam en eenzijdig eten en gebrekkige gezondheidszorg gingen twee eeuwen geleden mensen vroeger dood. Tuberculose en cholera waren volksvijanden. De levensverwachting van Leidenaren in 1900 was nog geen 50 jaar, anno 2020 is dit voor mannen 80 en vrouwen 83 jaar. Het armenbolwerk monument toont de keerzijde van onze stad die graag wordt afgeschilderd als rijk, machtig en welvarend.
Om een familielid te begraven moest je in die tijd een pittig bedrag neertellen. En om je familie niet op kosten te jagen, sloot men daarom vaak begrafenisverzekeringen af. De beruchtste Leidenaar allertijden, Goeie Mie (1839-1915) zag hierin een verdienmodel. Zij sloot uit gefingeerd mededogen verzekeringspolissen af voor buurtgenoten, vergiftigde hen en streek vervolgens de begrafenispenningen op. Wie koste wat het kost niet op zo’n armenbolwerk begraven wilde worden, was ‘Keesje het Diakenmannetje, deze deerniswekkende figuur uit Camera Obscura, (1839) van Hildebrand het pseudoniem voor Nicolaas Beets. Keesje spaarde jarenlang geld om in een eigen doodshemd begraven te worden en ter aarde besteld te worden door dragers.
Gat in de grond
Het graf in de armenbegraafplaats van Leiden was een ga in de drassig grond gegraven. De grafdelvers kregen bij een 6e klas begrafenis niets betaald. Een graf werd na 10 jaar geruimd om voor een andere overledenen plaats te maken. Het definitieve einde van de armen begraafplaats op het Huigpark was in oorlogstijd. De ruimte was nodig voor brandstofopslagplaats voor de nabijgelegen steenkolen gestookte energiecentrale. Op 24 februari 1941 kondigde wethouder Wilbrink aan het bolwerk af te graven. Het besluit werd door burgemeester De Ruyter van Steveninck bekrachtigd. Voor kritische vragen van de gemeenteraad hoefde de (NSB) burgemeester niet bang te zijn. De raad was anderhalve maand eerder op last van de Duitse bezetter ontbonden. De vrijkomende stoffelijke resten van het armenbolwerk werden, niet al te zorgvuldig mee omgegaan, volgens de analen, en bijgezet op de begraafplaats aan de Groenesteeg. Zo werd rijk en arm Leiden uiteindelijk toch nog postuum verenigd.