Er heerst onrust in de Leidse musea. Sommige herkomst landen eisen hun kunstschatten terug. In de roman ‘Roofkunst’ staat conservator Tjalling Kingma van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) onder druk. Behalve deze pressie voor teruggave van kunstvoorwerpen, hangt hem ook een klacht over ongewenste intimiteiten boven het hoofd. En, tot overmaat van ramp, maken woke-studenten hem het leven zuur hem verwijtend in zijn colleges misdadige verledens van historische figuren te verhullen in zijn nevenfunctie als hoogleraar klassieke archeologie.
door Hans Schuurman
De debuutroman ‘Roofkunst’ van Ruurd Halbertsma, in het dagelijks leven de échte conservator van RMO, leest als een trein. Van de twee verhaallijnen in zijn boek speelt één zich af omstreeks 1800 in Tunesië en de andere in het heden van Leiden. Gaat conservator Kingma ten onder aan vals spel, beschuldigingen van wangedrag en onethisch handelen? Het is een meeslepend en verrassend verhaal en soms humoristisch opgetekend, het zou zo maar allemaal echt gebeurd kunnen zijn. Zo ‘n plagiërende promovenda met een lage halsuitsnijding blouse, kunstdiefstal voorgewend als idealisme en een Romeinse keizer met slaven die daarom door woke-studenten geen plaats gegund is in een geschiedenisboek. Smullen en verwonderen en een bonus voor de Leidenaar.
De auteur neem zijn lezers als het ware bij de hand. Hij laat hen naast zich zitten meeluisteren bij de borrel op het terras van Barrera, bij de koffie langs het Singelpark bij Babbels en het intieme etentje is niet in zo maar een chique restaurant, maar in het Prentenkabinet. De krakers hebben zich genesteld in de Meelfabriek en de vluchtauto van de dieven staat geparkeerd achter Van der Werff. De Leidse lezer drinkt, eet, woont en vlucht gewoon een beetje mee in Roofkunst.
De auteur deed in de 90’er jaren van de vorige eeuw voor zijn proefschrift onderzoek in Tunesië, volgde het spoor terug naar Jean-Emile Humbert, een Nederlandse genieofficier die daar in 1796 leiding gaf aan de aanleg van een haven. Deze avontuurlijke militair, uitgerangeerd als orangist in de nieuwe Franse tijd, was behalve een begaafd bouwkundige ook een bevlogen amateur archeoloog. De aarde die werd verplaatst bij de graafwerkzaamheden liet hij nauwgezet onderzoeken. En dat leverde nabij de plek waar ooit Carthago lag bijzondere vondsten op. Daarvan gingen verschillende kunstschatten naar het Rijksmuseum van Oudheden dat in die zelfde periode gesticht werd.
Bonnetje.
En die schatten moet het museum nu allemaal teruggeven aan Tunesië? “Nee, hoor”, antwoordt de conservator van RMO. “Er is keurig voor betaald, we hebben de aankoopbonnetjes nog. Onze Jean-Emile Humbert kwam overeen met de Tunesische regering dat voor munten de toenmalige zilver en goudprijs betaald werd en voor beelden de materiaalkosten vergoed werden plus het arbeidsloon over maakuren van de kunstenaar. Alles in volle tevredenheid met de toenmalige autoriteiten, we hebben de bonnetjes”.
“En ‘Me too’ op het Rapenburg?” Een vrouwelijke student met een laag decolleté die zich aanbiedt als de professor het plagiaat in haar proefschrift over het hoofd wil zien? Halbertsma: “Gewoon met hen afspreken in publieke ruimte en geen bemoedigende schouderklopjes uitdelen”. En had u al eens Woke-kritiek, toen u uw studenten een literatuurlijst opdroeg met 7 mannelijke schrijvers en slechts 3 vrouwelijke? “Nee, nog niet, maar je kunt er op wachten dat zoiets over de Atlantische Oceaan komt aanwaaien, ik heb mijn antwoord al klaar”. Roofkunst van Ruurd Halbertsma, Uitgeverij Primavera Pers, 268 blz. €19,50.