Op 2 februari ondertekenden alle 10 Leidse gemeenteraadsfracties het ‘Bestuursakkoord 2022-2026’. Hierin staan afspraken, over manier van samenwerken en hoe elkaar aan te spreken. Van de 22 goede voornemens zijn er 16 die op gemeenteraadsleden zelf zijn gericht en nog eens 6 betreffen de relatie tot inwoners. Is de gemeenteraad niet te veel met zichzelf bezig met zo’n gedragscode vol open deuren.
door Hans Schuurman
Het idee van een Bestuursakkoord dateert van vóór 2010 de tijd van vecht colleges en slaande deuren in het stadhuis. En waar vaak moties van wantrouwen voor de ene of de andere wethouder in de lucht hingen. In dat jaar bedacht Paul van Meenen (D66) een bestuursakkoord. Het had een regulerende werking maar de sfeerwisseling had het ook met veranderende tijden en meerderheden te maken.
Wat staat anno 2023 nu het Bestuursakkoord: ‘De gemeenteraad staat open voor elkaar en voor elkaars inbreng’. ‘We gaan uit van elkaars integriteit en goede intenties, en ‘we gaan respectvol met elkaar om en met de mensen met wie wij samenwerken’.
En de verhouding raadsleden tot inwoners: ‘We zijn er voor alle Leidenaren, we betrekken en praten met een zo divers mogelijke groep Leidenaren en werken eraan dat Leidenaren en de gemeenteraad elkaar vertrouwen’. Deze laatste leuze houdt een niet geringe opdracht in omdat bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen slechts 53% van de Leidenaren naar de stembus ging.
Bij hun ambtsaanvaarding leggen raadleden een eed of gelofte af waarin zij beloven geen voordeel na te streven door hun positie. Het is een sobere afspraak gepaard met het nodige ceremonieel. Moet die afspraak nog aangevuld worden met een rijtje gratuite afspraken, fatsoensnormen om de gemeenteraad in eigen ogen of die van de inwoners meer aanzien te geven?
Gunfactor
Wat vindt Rembrandt Rowaan, de fractieleider van GroenLinks die het bestuursakkoord als eerste ondertekende? Rowaan: “Politiek kan hijgerig zijn. Raadsleden willen scoren voor hun partij of zichzelf, willen de eerste zijn om een onderwerp te ‘claimen’ en willen voorstellen binnenhalen die goed vallen bij de eigen achterban. Als ieder dat voor zich gaat doen, ontstaat er gemakkelijk een cynische sfeer. Bovendien zijn partijen hierdoor soms erg met de concurrentie met elkaar bezig, terwijl de gemeenteraad, hoewel heel belangrijk als besluitvormend orgaan, slechts een klein onderdeel is van de stad als geheel”.
En Rowaan vervolgt: “Met dit bestuursakkoord spreken we af dat we elkaar iets gunnen en dat we uitgaan van ieders beste intenties voor de stad. We werken samen, erkennen dat samenwerking het meest oplevert voor de stad. En we betrekken de inwoners van Leiden ook actief in onze besluitvormen. Zouden we alleen maar met elkaar concurreren in de politieke arena, dan blijft er een kloof bestaan tussen inwoners en politiek en daar is niemand mee geholpen”.