Volgend jaar voert het rijk de Omgevingswet in met daarbij de opdracht (meer) aandacht te schenken aan invloed van de inwoners. Maar regels verfijnen betekent nog niet dat de gemeente haar burgers ook meer bevoegdheden toekent. De gemeente behoudt, net als voorheen, de eindbeslissing die zij toetst aan háár norm van algemeen belang. Of verruimen de opgepoetste participatieregels de invloed van de burgers?
door Hans Schuurman
Zo’n omgevingsplan gebaseerd op die nieuwe wet bevat regels voor een bepaald gebied en over welke activiteiten er worden toegestaan, bijvoorbeeld over wonen, wegen en recreatie. Dit omgevingsplan is een uitbreiding van het reeds bestaande bestemmingsplan waarin de gemeente al een inspanningsverplichting werd opgelegd burgers vroegtijdig te betrekken. B&W is verplicht tot actieve aankondiging, bekendmaking van participatie mogelijkheden en dat alles te publiceren op www.officielebekendmakingen.nl met verwijzing in de Stadskrant. Verder moet het stadsbestuur bij inspraak minimaal het niveau van de zogenaamde participatieladder volgen. Op B&W rust bovendien een zogenaamde motiveringsplicht, een actieve terugkoppeling van de geleverde kritiek is verplicht én moet zij breed bekend maken.
Participatieladder
In de nieuwe participatie beleidsregels is de laagste trede op de participatieladder nu het ‘raadplegen’. Het ‘informeren’ is in het medezeggenschap circuit weggelaten vanwege haar vanzelfsprekendheid. De gemeente moet de participatieprocessen in de stad uniformeren waardoor het verloop van de inspraak voor een ieder beter te volgen is. Na gemor van de vele inwoners in de vorige raadsperiode liet B&W de burgerparticipatie onderzoeken en kwam tot deze opzienbarende slotsom: ‘Het handelingsperspectief van de burgers is samenwerken, besluiten moeten een coproductie worden van burger en overheid’.
Handelingsperspectief
De participatieladder geeft nauwgezet de beklimming naar meer medezeggenschap aan. Maar van wijziging van bevoegdheden, uitbreiding van invloedsruimte van de burger ten koste van de beslissingsruimte van de gemeente, daarover staat niets in. Zou aan het begin van elk participatieproces niet eerst eens duidelijk gemaakt kunnen worden, waar de inwoner invloedsruimte eigenlijk geboden wordt? Dat is niet mogelijk blijkt uit het antwoord van de gemeente. En over het verwijt van sommige bewoners die zich bij inspraak bijeenkomsten zich erop beriepen nooit eerder over een project geïnformeerd te zijn, legt de gemeente die verantwoordelijkheid bij de burger. Ook blijkt dat bij de participatie bij nieuwbouw- en wegenplannen elke Leidenaar het gemeentebestuur even lief is. Of het een individuele inwoner betreft of een wijkvereniging met uitgebreide achterbanraadpleging. Op 13 juni komt het handelingsperspectief in de gemeenteraad. Dan is de gelegenheid voor onze stadsvertegenwoordigers (een deel) van hun eigen zeggenschap op de participatieladder over te dragen aan burgers die zij altijd meer invloed gunnen?